Enkhuizen – De datum 16 maart zal voor Dolly Over de Linden-Loots (71) uit Enkhuizen altijd een speciale betekenis houden. Zij is één de Amsterdamse ’thuishaaldertjes’ die vandaag precies 71 jaar geleden op de tjalk Anjo de haven van Enkhuizen binnenvoeren. De stad was in diepe rouw, want een dag eerder waren 23 slachtoffers gevallen bij een zwaar geallieerd bombardement op de stad. “Het klinkt vreemd, maar ik heb juist mijn leven te danken aan dat bombardement.”
Het levensverhaal van Dolly is een van de voornaamste inspiratiebronnen voor de theatershow ’De Thuishaaldertjes’, die in december opgevoerd gaat worden in De Nieuwe Doelen in Enkhuizen. En dus schuiven Frans van Leeuwen (TIF) en regisseuse Anna Hinse (TGD) graag bij haar aan om zoveel mogelijk bruikbare informatie te verzamelen die zij in de voorstelling kunnen verwerken.
Stadsomroeper
Het probleem is namelijk dat er weinig documentatie en al helemaal geen foto’s van die historische gebeurtenis bewaard zijn gebleven. Veel verhalen die verteld worden, komen uit de tweede hand. Ook alles wat Dolly weet over haar opmerkelijke adoptie heeft zij pas veel later gehoord. “Mij is altijd verteld dat de stadsomroeper, Karel de Kat, met een bel door de stad liep en overal vertelde dat er bij de visafslag een schip met baby’s lag. Die moesten van boord.” Het schip, eigenlijk onderweg naar Lemmer in Friesland, was de Enkhuizer haven binnengelopen vanwege de dichte mist en de zware bombardementen op en rond het IJsselmeer. “Bovendien was er geen eten meer aan boord en er was al een kindje overleden.” Bij de familie Loots, die een boerderij had op de Drie Zalmen, werd geen moment geaarzeld. “Mijn pleegvader Jan zei tegen mijn pleegmoeder Marijtje: ’Lopen naar de haven. Ga er eentje halen, want wij hebben nog genoeg’.”
Paardendeken
Bij de stukgeslagen Drommedarisbrug moest Marijtje over loopplanken klauteren om bij het schip te komen. “Onderweg werd al tegen haar gezegd: ’Je hoeft niet meer te gaan. Ze geven geen baby’s meer mee, want het kost te veel administratie.’ Maar toen mijn moeder bij het schip kwam, stond daar dokter Van der Heide. Die liet mij halen en zei: ’Hier, neem dit maar mee, anders haalt het de avond niet’.” Dolly was op dat moment nog geen acht maanden oud en zwaar ondervoed. Ze was gewikkeld in een paardendeken en het enige dat ze bij ze zich had was een naamkaartje met haar geboortedatum en de roze sokjes om haar voetjes. “Terwijl mijn pleegmoeder terugliep over de Dijk keek ze heel even in de deken om te zien of ik nog wel leefde. Ze zag twee bruine oogjes en één haarlok vol met luizen.”
Dolly was niet het enige kindje dat van boord werd gehaald. Ook andere gezinnen die nog wel een mondje konden voeden, kwamen thuis met een uitgehongerd Amsterdammertje. Ook kinderloze echtparen zagen hun kans schoon. Dolly leed aan een ernstige vorm van hongeroedeem en leek ten dode opgeschreven. Ze kreeg theelepeltjes water met een derde deel melk er doorheen gemengd. “Dagen en nachten achter elkaar werd ik om de tien minuten gevoed. Zo hebben ze me uiteindelijk weten te redden”, vertelt Dolly.
De meeste kinderen werden na de oorlog weer opgehaald. Zo niet Dolly. Zij groeide op in het gezin Loots, met oudere broers IJsbrand, Ab, Jan en zus Marie. Heel Enkhuizen wist dat ze een ’thuishaaldertje’ was, behalve zijzelf. “Andere kinderen maakten wel eens een nare opmerking. Echt pesten was het niet, wel vervelend. Maar als je daar thuis over begon, was het al snel: ’Ach joh, ze kletsen maar wat.’ Pas toen ik een jaar of 13, 14 was, hebben ze het me verteld.” Kwalijk neemt ze het haar pleegouders niet. “In een beter nest had ik niet terecht kunnen komen. Die mensen hebben alles voor me gedaan.” En het echte verhaal over haar adoptie, dat ze dus ook pas veel later hoorde, was ook té pijnlijk voor een jong kind.
Wel opgehaald
“Een zusje van mij, dat door een ander gezin in Enkhuizen was opgevangen, is na de oorlog wel opgehaald. Mijn vader is ook bij mijn pleegouders geweest, heeft een briefje op tafel gelegd en gezegd: ’We hoeven haar niet meer.’ Waarom? M’n gezicht stond ze niet aan, denk ik. Ik heb zelf later vier kinderen gekregen en ik heb nooit begrepen hoe je dat kunt doen als ouders.”
Pas toen ze op haar 19e wilde trouwen met Bart over de Linden, kwamen haar biologische ouders weer in beeld. “Als je voor je 21e wilde trouwen, had je toestemming nodig van je ouders. Ik was nooit officieel geadopteerd. Mijn pleegouders wilden dat wel – m’n pleegvader zei altijd: ’Ik heb er een koe voor over’ als ze een Loots wordt – maar mijn pleegvader was 51 jaar ouder dan ik en er was toen een wettelijke grens van 50 jaar.” Met het lood in de schoenen ging ze met haar verloofde naar Amsterdam. “Mijn biologische moeder was inmiddels gescheiden en hertrouwd. Zo’n echte havenarbeider deed open. Ze wilden wel toestemming geven, als ze op de bruiloft mochten komen. Dat wilde ik eigenlijk niet, maar ja, wat moet je? Uiteindelijk was ze ziek op de dag van de bruiloft. Moest er nog een koerier naar Amsterdam voor die handtekening. Daarna heb ik ze nooit meer gezien.”
Er was wel een andere bijzondere gast op haar bruiloft: Truus Wijsmuller, de Amsterdamse die de talloze transporten van hongerkinderen naar het platteland organiseerde en zo dus ook Dolly het leven redde. “Een geweldig mens.” Wat ze ervan vindt dat haar verhaal, na al die jaren, nu bewerkt wordt voor theater? “Dat is wel bijzonder natuurlijk. En dat ze het op deze manier in herinnering willen brengen, is ook logisch. Maar verder neem ik er een beetje afstand van. Het is niet iets waar ik zelf nog heel veel over nadenk. Daarvoor is mijn leven veel te goed geweest.”